’s nachts loop je in de hoeken van mijn huis
stuurt berichten door de lucht alles ongehoord
je schaaft langzaam en in stilte aan de voeten van mijn vlees
snijdt me door het water, raakt op punten, glijdt zoemend voorbij
klampt je vast aan mijn arm, wil mijn vingers eten, van jou van jou
verbergt de vouwen in mijn been wast mijn oog in zwart berouw
ik adem door jouw vel heen, ogen dun en aai over je haar
je spieren we rapen de katoenen dekens op en zijn zo zwaar
